Distributisme is de naam van een socio-economische en politieke gezindheid oorspronkelijk geassocieerd met G.K. Chesterton en Hilaire Belloc. Chesterton eerde Belloc als de voornaamste verkondiger van de ideeën van het distributisme, en beschouwde zichzelf als een leerling van hem. Chesterton schreef: “You were the founder and father of this mission. […] We were the converts but you were the missionary. […] You first revealed the truth both to its greater and its lesser servants. […] Great will be your glory if England breathes again.” [1] In feite was Belloc, pace Chesterton, slechts de propagandist en de populariseerder van de kerkelijke sociale leer van subsidiariteit zoals toegelicht door paus Leo XIII in Rerum novarum (1891), een leer die herformuleerd, bevestigd en versterkt zou worden dor paus Pius XI in Quadragesimo anno (1931) en door paus Johannes-Paulus II in Centesimus annus (1991). Als dusdanig is het eerst en vooral belangrijk om het distributisme te zien als afgeleid van het principe van de subsidiariteit.
Aangezien er velen zijn die niet vertrouwd zijn met termen als “subsidiariteit” en “distributisme”, kan het nuttig zijn, een kort overzicht te bieden van de belangrijkste principes van elk. In de Catechismus van de Katholieke Kerk wordt subsidiariteit besproken in de context van de gevaren van teveel macht gecentraliseerd in de handen van de staat: “Een al te grote inmenging van de staat kan de persoonlijke vrijheid en het persoonlijke initiatief bedreigen. De leer van de kerk heeft het subsidiariteitsbeginsel uitgewerkt. Dit houdt in dat een hogere instantie niet tussenbeide mag komen in het interne leven van een lagere instantie door haar bevoegdheden te ontzeggen. Ze moet haar integendeel zo nodig steunen en helpen haar optreden te coördineren met andere elementen die de samenleving vormen, ten dienste van het algemeen welzijn.” Kortom, het principe van de subsidiariteit berust op de veronderstelling dat de rechten van kleine gemeenschappen – bv. families of buurten – niet geschonden mogen worden door interventie van grotere gemeenschappen – bv. de staat of gecentraliseerde bureaucratieën. Zo zou bijvoorbeeld, praktisch gezien, het recht van de ouders om hun kinderen op te voeden zonder inmenging van de staat en zijn “politiek-correcte” leerprogramma’s, veiliggesteld worden door het principe van de subsidiariteit. Ouderlijke invloed in scholen is subsidiaristisch; invloed van de staat is antisubsidiaristisch. Doorgaan met het lezen van “[Joseph Pearce] Wat is distributisme?”